💭 Slapend dienstverband? Word wakker — beëindigen is beter

Veel werkgevers houden na twee jaar ziekte het dienstverband van een medewerker slapend. Geen loon meer, geen transitievergoeding… dus dat lijkt slim.
Maar de recente uitspraak over vakantieopbouw bij slapend dienstverband laat zien dat die strategie duurder en risicovoller kan uitpakken dan gedacht.


1. Wat er is gebeurd

Een zieke werknemer bleef in dienst na afloop van de loondoorbetalingsplicht. Geen werk, geen loon, geen re-integratie. Toch oordeelde de rechter dat de werknemer vakantiedagen bleef opbouwen – en dat de werkgever deze bij het einde van het dienstverband moest uitbetalen.

Ook vakantiedagen die tijdens ziekte waren afgeschreven zonder toestemming, moesten alsnog worden vergoed.

De kern? Een slapend dienstverband is juridisch niet “stil”. Het blijft rechten en verplichtingen genereren — en dat kan flink in de papieren lopen.


2. Europese rechtspraak haalt de Nederlandse wet in

Volgens de Nederlandse wet (art. 7:634 BW) bouw je alleen vakantiedagen op over dagen waarop je recht op loon hebt. Maar dat botst met Europees recht. In het Max Planck-arrest bepaalde het Hof van Justitie dat werknemers hun vakantierechten niet verliezen door langdurige ziekte.

Gevolg: nationale regels die minder bescherming bieden, moeten buiten toepassing blijven. Met andere woorden: ook zonder loon, blijft de werknemer vakantie opbouwen.


3. Waarom slapend houden meestal ongunstig is

Werkgevers kozen voor slapende dienstverbanden om transitievergoedingen te vermijden. Sinds 2020 is dat argument echter zwak: de Compensatieregeling transitievergoeding maakt het mogelijk om (een groot deel van) de vergoeding via UWV terug te krijgen.

Toch zijn er nog steeds werkgevers die het dienstverband slapend houden, uit angst voor kosten of complexiteit. Maar die keuze pakt in de praktijk vaak ongunstig uit:

  • Vakantiedagen blijven oplopen.

  • Communicatieverplichtingen blijven bestaan.

  • Eindafrekeningen worden complexer en duurder.

En er is nóg een belangrijk punt:
👉 Een werknemer met een slapend dienstverband blijft formeel in dienst.
Dat betekent dat hij – zodra hij hersteld is of gedeeltelijk weer kan werken – zijn oude werkplek mag opeisen. De werkgever heeft dan opnieuw een re-integratieverplichting.  In de praktijk levert dat lastige situaties op: functies zijn vaak al ingevuld, teams zijn veranderd, of er is simpelweg geen plek meer. Toch blijft de juridische band bestaan, en dat kan leiden tot nieuwe discussies of zelfs procedures.

Kortom: slapend houden lijkt goedkoop, maar is meestal een financieel én organisatorisch risico.


4. Beëindigen brengt duidelijkheid

Het beëindigen van het dienstverband — mét transitievergoeding — heeft grote voordelen:

Financiële zekerheid: éénmalige betaling, geen openstaande verplichtingen.
Compensatie via UWV: de vergoeding is (deels) terug te krijgen.
Administratieve rust: geen open dossiers of lopende verplichtingen.
Menselijke afronding: eerlijk afscheid, helder voor beide partijen.

Alleen in uitzonderingssituaties – bijvoorbeeld vlak voor pensioen of bij een reële herplaatsingskans – kan het nog zinvol zijn om het dienstverband slapend te laten.


5. Conclusie

De uitspraak over vakantieopbouw bevestigt: het slapend dienstverband is juridisch gezien allang wakker.
Wat ooit bedoeld was als slimme besparing, blijkt steeds vaker een kostbare vergissing.

👉 Beëindigen is (bijna) altijd beter — voor de portemonnee, de organisatie en het fatsoen.

    • Vakantieopbouw geldt ook bij slapend dienstverband

    • Beëindigen is vaak financieel slimmer

    • Herstelde werknemer mag werk hervatten

    • Transitievergoeding deels te compenseren via UWV